Het is een merkwaardige spagaat, en misschien ook wel een onbegrijpelijke beweging, als regeringsleiders oproepen tot kopen en spenderen als remedie tegen de economische crisis en tegelijkertijd rigoureus snoeien in overheidsuitgaven. Het is dezelfde controverse die je ziet in een samenleving waarin enerzijds bezit en nonchalant gebruik van consumptie-goederen de graadmeter wordt voor succes en prestige, terwijl anderzijds zuinigheid en spaarzaamheid als ouderwets en kleinburgerlijk wordt bestempeld. Eenzelfde spagaat zien we terug in de duurzaamheidsdiscussie waarin zuinigheid tegelijkertijd als oplossing en als obstakel gezien wordt voor duurzame ontwikkelingen in onze (van onze) samenleving.  ‘We hebben juist groei nodig om te vergroenen’, zegt KLM-topman Elbers deze week in Trouw. Is er een groter tegenstelling mogelijk? Of is dit ironie, sarcasme of cynisme? Ik snap het in elk geval niet, ook niet als oxymoron, contradictie in terminus of als het gewoon geouwehoer is.
Zo te horen heeft zuinigheid gedreven voorstanders en machtige tegenstanders.

‘Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen’ is een lofzang op de oude deugden ‘zuinig zijn’ en ‘hard werken’. Als je dat maar volhoudt, zal het je vanzelf financieel goed gaan, en kun je een huis bouwen. Om Thierry B. wat tegemoet te komen: deze gedachte werd reeds in het Latijn gebruikt: ‘Magnum vectigal est parsimonia’  (‘zuinigheid is een groot inkomen’).
Maar er is meer: zuinigheid heeft niet alleen een morele emotionele lading, het heeft ook een sacraal element in zich, dat in alle wereldgodsdiensten gehuldigd wordt. Zuinigheid is een universele deugd die doorklinkt in de boodschappen van matigheids- en milieubewegingen. Zij roepen op om onze gezamenlijke natuurlijke hulpbronnen niet te verkwisten, op te offeren (te laten plunderen), voor het profijt van enkele graaiers.

Rinkelende kassa's kunnen het geweten overstemmen.
Rinkelende kassa’s

Hier komen we precies aan de kern van de zaak. Economisch gewin, wat is dat? Economisch gewin heeft ook alles met zuinigheid te maken. Immers, kosten van verspilling drukken de winst. Maar deze rekensom is daarmee niet af, want als door verspilling (opoffering van natuurlijke rijkdommen, schaarse grondstoffen en milieu-schade) meer winst te halen valt hoe wordt er dan gerekend? Wordt er dan überhaupt nog gerekend? Of overstemt het gerinkel van de kassa de stem van het geweten?

Kijken we preciezer naar economisch gewin, dan kunnen we twee soorten economische theorieën onderscheiden: (vgl Gudeman en Riviera)

  • House economy, de huiseconomie waar het doel ligt in het voortbestaan van het huis, het gezin en de samenleving.
  • Corporate economy, de bedrijfseconomie waar het doel ligt in het groeien en winst maken.

Kunnen we in de westerse geschiedenis van het denken iets over zuinigheid op het spoor komen ? Dan moeten we verder terug dan mooie Latijnse spreuken, sorry Thierry; de oude Spartanen (12e eeuw vChr) waren befaamd om hun strenge soberheid. Zelfs hun geld was met opzet van waardeloos ijzer.

Verder kunnen we te rade gaan bij de Griekse schrijver-historicus Xenophon (430-350 vChr). Zijn Oikonomikos kan gelezen worden als een (politiek) economisch handboek. Het bevat een uitgebreide beschrijving van het reilen en zeilen van de huiseconomie, inclusief de rol van de vrouw als manager van het huishouden, de Oikos . Voor alle duidelijkheid: Xenophon heeft het niet over het huishouden van een hedendaagse Vinex-woning, maar over de grote agrarische onderneming die tevens de leefgemeenschap is van de uitgebreide familie, het personeel en de slaven. Gedetailleerd legt Xenophon uit hoe de Oikos het beste bestuurd kan worden door verstandig met have en goed om te gaan. Zuinigheid en zorgvuldigheid zijn de grondprincipes. Latere schrijvers benadrukken in het handboek voor het boerenbedrijf De Agri Cultura dat het belangrijk is surplus op te bouwen. Daarin wordt geadviseerd om zorgvuldig geld uit te geven. Ook komen we er morele overwegingen tegen en laten de schrijvers zich laatdunkend en vermanend uit over verkwisting en onverantwoorde luxe. Daarentegen worden er wel pleidooien gehouden voor matigheid en liefdadigheid.

Als dit alles je niet aanspreekt (een vrouw als manager van de samenleving), ja, dan snap ik nu ook wel waarom Thierry de term ‘Oikofoob’ bezigt. Stel je voor zeg, want leidt archaïsch taalgebruik niet al te gemakkelijk tot middeleeuwse denkbeelden ?

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.