In oeroude samenlevingen, duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling, bestond een diepgevoelde overeenkomst tussen privé-eigendom en het heilige, de sacra. Zo werden in vele gevallen exclusieve vormen van eigendom als heilig (sacraal) beschouwd. In een klassieke definitie is ‘het sacrale’ datgene wat ‘apart gezet’ is. Dit sacrale (heilige) voorwerp werd vanwege een onzichtbare connectie met macht op een voetstuk geplaatst, soms letterlijk, soms figuurlijk. De duidelijkste expressie van het sacrale vinden we terug in de Polynesische term ‘taboe’, wat ‘niet aanraken’ betekent. De huidige maatschappelijke uitwerking van privé-bezit en eigendom zijn nagenoeg identiek met dit idee van het sacrale, het heilige en taboe.

Deze onschendbare heiligheid van privé-bezit komt met alle heftigheid en bijbehorende emoties tot in onze tijd nog steeds voor. Het taboe, het niet-aanraken, komt vandaag in vele vormen tot uiting in het plaatsen van tuinhekjes of schuttingen tot aan het privé-bezit van auto’s. Nog altijd heb je het recht om iedereen ter wereld te beletten jouw erf te betreden of aan jouw auto te zitten of erin te rijden. Zo is het sacrale, het taboe, nog steeds zichtbaar en springlevend in onze samenleving; we spreken niet voor niets over de ‘heilige koe’ als we het over de auto hebben. Voor velen is het ook een uitgesproken statussymbool; over voetstuk gesproken.

Helaas voor bezitters van automobielen is bovengenoemd recht, het enige recht dat absoluut geldt. Bijna alles wat je verder met een auto kunt doen – waar en hoe je ermee kunt/mag rijden of parkeren, enzovoort – is aan strenge regels onderhevig. Maar je kunt wél absoluut iedereen ter wereld verbieden erin te gaan zitten. Puh!

Maar het zijn niet alleen de wettelijke regels die gelden voor het gebruik van de auto, de zogenaamde verkeersregels. Sterker nog iedereen moet een proeve van bekwaamheid afleggen om een auto te mogen besturen: tijdens het afrijden voor het examen. Ook moet je nog slagen voor de theorie. En dan nog mag je niet alles met je auto doen wat je wilt. Je mag bijvoorbeeld niet zomaar iemands voortuintje platrijden of een winkelwagentje achter je trekhaak hangen. Naast allerlei (verkeer-)technische beperkingen zijn er ook maatschappelijke beperkingen.

We kunnen de maatschappelijke beperkingen scharen onder de noemer ‘fatsoen’, want dat heeft van alles te maken met het ‘taboe’ of ‘sacra’. Het bezit van de auto brengt niet alleen de wettelijk opgelegde plicht om wegenbelasting te betalen met zich mee, het bezit (en het gebruik) van de auto schept ook maatschappelijke verplichtingen. Denk bijvoorbeeld aan het wegbrengen van een zieke naar de dokter of ziekenhuis, of zware boodschappen even ophalen. Maar het gaat verder, veel verder.

Je wilt met je auto geen overlast of ergernis geven door met een kapotte uitlaat door het dorp te scheuren of telkens met gillende banden weg te rijden. En als je dan voor een winkel staat te wachten tot de ander klaar is met de boodschappen, zet dan je motor even uit; zeker als omstanders aangeven dat ze er last van hebben.

Het is de schijnbare tegenstelling dat je door een klein stapje terug te doen, eventjes wat gas terug te nemen, een maatschappelijk voordeel kunt behalen. Dat voordeel kunnen we benoemen als respect.

Jan H. Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.