De meeste mensen denken dat ze bewust beslissingen maken. Want je denkt na voordat je iets doet, toch? Niets is minder waar. In maar liefst vijfennegentig procent van de gevallen maakt het brein onbewust beslissingen. Onze keuzes worden bepaald door allerlei onbewuste factoren, en vaak weten we niet goed waarom we een bepaalde keuze hebben gemaakt. Een primitief deel van je brein, je reptielenbrein, probeert pijn, gevaar en ongemak te vermijden.

De hersenen maken een instinctieve inschattingskans, bijvoorbeeld op basis van een gevoel van beloning, genot of afkeer. Vaak wordt deze beslissing tot actie pas achteraf gerationaliseerd.

De keuzestress van vandaag gaat niet langer over het kiezen uit het uitgebreide aanbod in de supermarkt, de nieuwe auto of de last minute vliegvakantie. Nee, het gaat nu over het tegendeel: wat kies ik om niet (meer) te doen. Want het rotsvaste vertrouwen in de immer voortschrijdende welvaart, blijkt nu toch een uiterste verkoopdatum te hebben.  En die is ruim overschreden. We hebben ons vooruitgangsgeloof mateloos overschat. De achilleshiel van de vooruitgang is de telkens terugkerende noodzaak van transformatie: het omvormen van de bestaande wereld. Dan moet er weer gekozen worden: wat kán er niet meer en wat wíllen we niet meer en (als de overheid er zich mee bemoeit) wat mag er niet meer; of wat moet er.

Het gaat om de keuze: ‘wat niet meer’. Deze vorm van stress, wanneer je ook hier overspoeld wordt met informatie die je moet overwegen, is ook keuzestress. Het betreft niet alleen de complexiteit van de keuze die voor problemen zorgt, ook het ruime assortiment aan opties is een belangrijke oorzaak van keuzestress.

Om zelf te kunnen kiezen zullen we zelf anders moeten gaan kijken en jezelf indringende vragen stellen. Over zaken die respectievelijk noodzakelijk, nuttig of wenselijk zijn. Of alleen maar aangenaam.

Neem bijvoorbeeld de vraag: ‘Wat hebben sojamelk, margarine, een saucijzenbroodje, chips, een mueslireep, ontbijtdrank en veel frisdranken met elkaar gemeen?’

Allemaal vallen ze onder de noemer ‘ultrabewerkt’ voedsel, het zogenaamde UPF (ultra processed food). Of het voedsel is simpelweg goedkoper gemaakt door dure ingrediënten te vervangen door goedkopere, bewerkte alternatieven.  Ongeveer 70 procent van de producten in de supermarkt bevat dit soort ingrediënten: maltodextrine, oligofructose, of zichtbare bewerkingsstappen als ‘geraffineerd’ of ‘gemodicifeerd’.

Hoogleraar voeding en gezondheid Jaap Seidell legt uit: ‘Zout, zoet en vet voedsel activeert het beloningssysteem in ons brein, waardoor we er meer van willen. Iemand met een eetverslaving is nooit verslaafd aan appels of broccoli, maar altijd aan dit type voedsel.’

Het is oktober en Stoptober is er voor afkickverschijnselen, niet alleen van de rookverslaving, UPF’s, ook van het aardgas uit Groningen. Achteraf is de les van het Groningse aardgasverhaal te zien als een traject dat in zestig jaar loopt van winst en welvaart naar boosheid en frustratie. Het is een voorbeeld van ongelimiteerde groei die we vooruitgang zijn gaan noemen. Groeien en graaien zogezegd.

Zonder een nieuwe definitie van vooruitgang gaan we nooit uit onze ecologische en klimaatproblemen komen. Want het blinde geloof in vooruitgang van een groei-economie is niet de oplossing maar de oorzaak van al deze problemen. Het versnelt onze al te hoge consumptie-drang en leidt tot een mondiale biologische kaalslag waarvan we de gevolgen nog niet half begrijpen.

Het goede nieuws is dat het einde van de groei niet het einde van de ontwikkeling is, maar juist de mogelijkheid biedt om ons te bevrijden van onze welvaartsverslaving. Dan komen we weer toe aan welzijn.

Dit alles is de moeite waard om te overdenken voordat we weer in het stemhokje staan. Hopelijk dan zonder keuzestress.

We kunnen hierover elke 2e maandag van de maand doorpraten aan de dialoogtafel in de Seinenhof. (aanmelden@dieverindialoog.nl)

Jan H. Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.