De vraag naar de zin is voor velen een ongemakkelijke vraag; sommigen vinden het ook een onmogelijke vraag omdat er zo één-twee-drie geen eenvoudig antwoord op voorhanden is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de zin-vraag uit ons vocabulaire verdwenen is. Misschien moet je wel zeggen: overstemd wordt door het streven naar korte-termijn-geluk, aangewakkerd door slogans als ‘Leef nu; betaal later’ of dat je jezelf verliest in de druk-druk-druk hectiek van alledag.

Is het een luxe als je je de zin-vraag kunt stellen? Als je daar alleen aan toe komt als de gas-rekening betaald kan worden en je niet aan het eind van de maand onmogelijke keuzes moet maken zoals de huur/hypotheek betaald moet worden of dat je toch iets gezelligs wilt doen in die ‘sfeervolle’ decembermaand? Is de zin-vraag een typisch moderne vraag?

Toen we nog meer naar de kerk gingen zongen we daar bijvoorbeeld een vers van Psalm 42 waar de vraag staat ‘Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen?’ ofwel in een oudere versie ‘Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij?’ en nog ouder ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? ‘.

Het is jammer dat op deze belangrijke vraag direct een antwoord komt in de volgende zinsnede: ‘Vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven, mijn God, die mij ziet en redt.‘ Probleem opgelost, hoef je dus niet langer over na te denken. Amen. Dus kunnen we meteen weer druk-druk-druk aan de slag.

Maar zo aan het einde van het jaar, als de dagen korter zijn en je om vier uur ’s middags de lamp boven tafel al weer aan hebt, als de kerstverlichting in het dorp weer brandt, dan vertraagt alles; een verstild inhouden van het gedoe van alledag. In die verstilling ontstaat weer ruimte voor de zin-vraag. Die hoef je niet op te roepen, want die vraag was er altijd al en deze zin-vraag is nooit weggeweest. Deze vraag is toen gewoon te snel beantwoord, niet bevredigend maar wel afdoende. Maar wat als we die vraag eens gewoon laten staan, de zin-vraag toelaten? Als we niet meteen God erbij halen als uitvlucht om daar ons antwoord op die vraag te projecteren?

Als je verder wilt komen in het denken over levensvragen, dan zijn niet de antwoorden, maar de vragen het belangrijkst. De antwoorden pretenderen oplossingen te geven terwijl de vragen blijven bestaan. Vragen lossen niet op, die mogen er zijn. Wat we wel kunnen doen is, die vragen eens nader te bezien. De vraag naar de zin is maar een halve vraag, de vraag is niet af. Het vragen naar de zin is even onzinnig als de vraag naar de temperatuur. Want dan zeg je natuurlijk de temperatuur van wat? Bovendien kan de gemeten temperatuur een heel stuk verschillen van de gevoelstemperatuur.

Daarom denk ik dat de zin-vraag pas compleet is als het gaat over de zin-voor-mij? Wat betekent iets voor mij? De zin-vraag is dus de verbinding tussen iets en mij. Hoe voel ik mij verbonden en met wat? Dus zowel de emotie van het voelen als de keuze van waar je je mee verbindt. Maar ook waar je je mee hebt te verhouden. Je ergens toe verhouden wil zeggen dat je bepaalt hoe iets voor jou ligt. Je schat de dingen op waarde en stelt vast hoe je het ziet en hoe dat het voor jou voelt. Er is geen beleving of ervaring waar je je niet toe kan verhouden. Dat kan als je je hoofd eens leeg maakt.

Het is bovenal de verhouding tot de ander of de Ander. En dan denk ik aan Levinas die telkens in het gelaat van de ander zijn broeder of zuster wil kunnen zien. Een mooie therapie om een zielsinfarct te voorkomen.

Goede feestdagen en jaarwisseling.

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.