Op de markt in Delft, de stad waar ik gepokt en gemazeld ben, staat het standbeeld van Hugo de Groot, lezend in een dik boek. Als er toeristen naar het beeld stonden te kijken vertelden wij, kwajongens als wij waren, dat hij precies tussen de zesde en de zevende slag ‘s middags om twaalf uur, een blad van zijn boek zou omslaan. Wie met zijn verhaal de meeste toeristen om twaalf uur voor het standbeeld had staan, winnaar.

Hoewel Hugo de Groot in 1583 te Delft werd geboren, de tijd dat Portugezen tegen  Hollanders op zee vochten, is hij met een gloedvol pleidooi voor de vrijheid van de zee, tot op de dag van vandaag, zeer invloedrijk. Het betoog staat vol prachtige zinnen en nobele gedachten, zoals deze: ‘De grootste dienst die de natuur ons bewijst is dat zij door de wind alle verstrooide volken op de aarde met elkaar verbindt.’ en: ‘De zee kan nimmer een artikel van koophandel, en derhalve ook geen artikel van eigendom zijn.’

Het gaat hier dus over de kwestie van de gemeenschappelijke ruimten zoals vroeger de meent, waar men gezamenlijk het vee weidde. De Groot maakte een onderscheid tussen volkomen (passieve) en onvolkomen (actieve) rechten. Een passief recht houdt in dat men er recht op kan laten gelden van een ander iets te krijgen, bij een actief recht bestaat de vrijheid zelf te handelen. Van de gemene ruimte mocht ieder zoveel gebruiken of nemen als nodig was om te overleven. Ook van de woeste grond mocht je bijvoorbeeld zoveel hout sprokkelen als je nodig had. Dat was een bestaand natuurrecht.

Het ging fout toen iemand ging sprokkelen en met paaltjes uit het bos kwam, een stuk van de meent afpaalde en dat stuk grond tot eigendom verklaarde. Dat is vergelijkbaar met een zitplaats in het theater. Wie het eerst komt heeft een plaats en dat is zijn plaats. Wie later komt heeft pech, maar kan wel verzoeken om allemaal wat in te schikken. Het grote verschil is dat na de voorstelling alle plaatsen weer vrij zijn en ieder kan slechts een plaats bezetten (bezitten) zolang de voorstelling duurt. Maar dat stuk afgepaalde weidegrond op de meent bleef eigendom en kon verkocht worden. Werd dus een artikel van koophandel, om het in de woorden van Hugo te zeggen.

In de loop der eeuwen is de meente verdwenen en is gemeente geworden. De straat als gemene ruimte heet tegenwoordig de openbare ruimte, en is levensgevaarlijk voor kleine kinderen en bejaarden. Met de gemeenheid is ook de gedeelde verantwoordelijkheid verdwenen. De vrije toegang tot allerlei vaardigheden en activiteiten heeft plaats gemaakt voor passief recht van betalende gebruikers op schaarse consumptiegoederen en openbare voorzieningen.

Ook de nationale parken zijn geen gemeenheid meer, voor het vrije gebruik wordt al betaling gevraagd. Dat schept afstand tot de gebruiker, hij betaalt er immers voor, wat een gebrek aan verantwoordelijkheid in de hand werkt en een mentaliteit waarin vernieling van de natuur een vanzelfsprekendheid is geworden.

Bij openbare voorzieningen waarvan mensen, tegen directe of indirecte betaling, gebruik maken is de gedachte van collectieve eigendom stukje bij beetje gesloopt. Altijd zijn er mensen die er maximaal van willen profiteren terwijl ze zich er minimaal voor inspannen of betalen. Collectiviteit is vervangen door welzijnswerk, die worden daar immers voor betaald? Vrijwilligers met verplichte certificaten worden meer en meer door overheid en welzijnswerk ingezet in plaats van dat mensen zich gezamenlijk verantwoordelijk weten, aanpakken en doorpakken. Kille professionele afstandelijkheid verdringt zo warme betrokkenheid en verwordt tot handhaving en schaalvergroting.

En kan het nog erger? Wat dacht je ervan als drie dorpen in één gemeente vinden dat er in het vierde dorp openbare voorzieningen gesloopt moeten worden, zoals dorpshuis, brandweer en het onderkomen van de schilderskring?

Meeste stemmen gelden?  

We hadden die paaltjes-vent weer het bos in moeten jagen. Achter z’n paaltjes aan.

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.