Dat er verschil bestaat tussen lariekoek en zoete koek is niet alleen een kwestie van smaak, dat voelt iedereen op zijn of haar klompen aan. Iedereen? En hoe voel je dat verschil dan? Is dat verschil er of maak je dat verschil? In dit kleine stukje tekst staan al een paar moeilijke woorden: smaak; gevoel; verschil zien; verschil maken. Want wat het telkens moeilijk maakt is waar het om gaat. Bij kijken naar ‘iets’ en ‘iets’ voelen, maar het gaat ook om degene die kijkt, ziet of voelt. Kortom het gaat om waarnemen van ‘iets’ en door ‘iemand’. Het waarnemen is zintuiglijk: horen, zien, ruiken of tasten. Dat  doe je dus met je lijf zodat je verbonden raakt met hetgeen je hoort, ruikt, proeft of ziet. Dat is belangrijk, want je ‘denkt’ die waarneming niet, nee, het is een zintuiglijke, lijfelijke ‘ervaring’ van het waargenomene. Of dat nu een mooie zonsondergang, een muziekstuk, de herfstgeur in het bos, een werkstuk op de expositie van de schilderskring is, het betekent dat in de waarneming niet alleen de afstand tussen het waargenomene en de waarnemer wegvalt, maar ook het verschil tussen natuur en cultuur wegvalt. Dat verschil is er niet, we maken het. Of nog erger ‘ze’ maken het.

Alle waarneming is ruimtelijk, dat betekent dat de omgeving ook deel uit maakt van de waarneming. Het is een groot verschil of je de heide ziet vanachter een autoruit of vanaf de fiets. Of dat je de bloeiende heide ziet op een schilderij in een museum. De vaststelling dat de zwemmer het water ervaart door er in te zwemmen gaat verder dan de waarneming alléén, want het maakt nogal wat uit of je naar een foto van het Canadameer kijkt of dat je erin zwemt; de zon op je huid voelt en de vogels hoort kwetteren. Dit alles gaat verder, veel verder, dat het berekende, calculerende denken; dit gaat over zin, bezinning en zingeving. In de waarneming komt alles bij elkaar: natuur, cultuur en omgeving. Bovenal staat de waarnemer niet meer tegenover het waargenomene maar maakt er door lijfelijke, zintuiglijke aanwezigheid altijd weer deel van uit.

In grote lijnen betekent dit met andere woorden dat in de waarneming natuur, cultuur en omgeving samenvallen. Dat kunnen we verder verkleinen tot het ‘ik’ dat waarneemt, samen met de ‘wij’ waar het ‘ik’ deel van is. Dan hebben we zo natuur, cultuur, milieu (omgeving) en onszelf met elkaar verbonden. Deze verbinding in de waarneming is aldus een mooi thema als we spreken over de toekomst, vooral als we bezig zijn de kern van ons dorp een kwaliteitsimpuls te geven. Voor zover we dat nu kunnen overzien zullen we daar de komende 20 tot 50 jaar mee moeten kunnen leven.

fiets-speel-plezier

In tegenstelling tot het denken in concepten (rationeel, redenerend) gaat het bij perceptie en perspectief over vergezichten en idealen; kortom over een visie. Door in de visie nadrukkelijk de waarneming als grondslag te nemen, verdwijnen de (gemaakte) tegenstellingen tussen natuur, cultuur en milieu. Overigens is dit onderscheid niet technisch maar sociaal bepaald. Als we dus naar de toekomstige inrichting van ons dorp kijken is dat dus in eerste instantie een sociale aangelegenheid. Weliswaar binnen de technische (en financiële) mogelijkheden maar het sociale domein, de leefbaarheid voor inwoners en gasten is hier dus leidend. Hoe kunnen iets waarnemen wat er nog niet is, wat afwezig is? Door verbeelding en dromen.

Dat kan door niet alleen te kijken, maar ook je open te stellen, zichtbaar en benaderbaar te zijn. En die verbeelding dus; waarneming van het afwezige, daarin is de jeugd sterk. Bijvoorbeeld door jongens die in de straat op hun fietsjes crossen en die zo graag een crossbaantje hebben. Of een skate-baan.

Grote vragen kunnen zo verkleind worden; met grote dromen.

 Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.