In de geschiedenis van ons land kennen we perioden waarin politieke en godsdienstige vluchtelingen uit andere landen hier een veilig heenkomen zochten. Vragen naar godsdienstige en politieke identiteit waren eeuwen geleden in ons land reeds actueel en grote denkers hebben over die en aanverwante vragen nagedacht. Even ten zuiden van Zwolle stichtte de geleerde Geert Groote rond 1350 de Windesheimse kloosterlijke omgeving. Daar werd door de monniken en leken gezamenlijk in een dagelijks ritme veel verricht, zoals handenarbeid, het koorgebed, maaltijden genoten, recreatie en beraadslagingen. Afgunst op een bijzondere positie, onhebbelijkheden en hinderlijke eigenaardigheden slopen ook daar gemakkelijk binnen. Toentertijd kon je voor het eerst iets over tolerantie ten opzicht van anderen vernemen. Nergens wordt hier gesproken over een vorm van waardering voor culturele veelvormigheid of zelfs maar respect voor de eigenheid van de andere mens.eer dan een eeuw later schreef Erasmus over tolerantie, nu als eigenschap van onze samenleving, een lofrede op Holland als het land van vruchtbaarheid, de vriendelijkheid, de gezelligheid, het leven binnenshuis. Vanwege de aangelegde norm dat een rechtschapen leven meer in tel is dan uitstekende kennis en het luxueuze leven ziet Erasmus echter ook de intellectuele middelmaat. Maar het belangrijkste is dat Erasmus de ander ziet en deze ‘speelruimte verschaft aan het anders-zijn en dit garandeert, ook als het andere of de ander ingaat tegen rechten die men doet gelden of tegen een maatschappelijk ingeburgerde norm.’ Hier komt al een beetje om de hoek kijken dat ‘de ander’ al snel als een gevaar kan worden ervaren, wanneer deze zich niet aansluit bij de heersende meningen. En helemaal gaat het mis als de autoriteiten, zowel kerkelijk als burgerlijk van de eigenschap tolerantie een opgelegde plicht maken; dan wordt het tolereren. En als je zegt ‘Ik tolereer je.’, klinkt dat niet te best. Het was de tijd dat de reformatie begon. Van het opgelegde tolereren waren brandstapels en gruwelijke lynchpartijen het gevolg. Van daaraf is het niet zo’n grote stap naar de boze blanke mannen in onze tijd. Door het door bestuurders en bureaucratie opgelegde tolereren raken we steeds verder van huis. Er zijn nu jongeren die bij demonstraties de Hitlergroet brengen en fascistische kreten schreeuwen. De oorspronkelijke definitie van tolerantie is het verdragen van de ander en, positiever uitgedrukt, hem accepteren, tot zijn recht laten komen. Dat moslims in ons land niet zozeer hun afschuw over de recente gewelddadigheden uitspreken, maar hun angst voor vergelding, zegt wat over óns. Dat maak je niet goed door islamknuffelen of tolereren, want dan zeg je ‘je mag er zijn’.
Maar als we de ander accepteren, zeg je ‘je mag er zijn’. En dat klinkt heel anders.

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.