Wie houdt van verwantschappen tussen woorden kan in onze taal zijn hart ophalen. Wat denk je bijvoorbeeld van de verwantschap tussen de begrippen zoals ‘inwikkelen’, ‘afwikkelen’ en ‘ontwikkelen’. Als men spreekt over ontwikkelingshulp, kun je je afvragen wie heeft het dan ingewikkeld en hoe wordt ontwikkelingshulp afgewikkeld?

Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan met bijvoorbeeld aanmoedigen en ontmoedigen, ophalen, neerhalen, omhalen en verhalen. Het zijn leuke spelletjes die je op het scrabble-bord kunt spelen.

Het gebruik van woorden om anderen opzettelijk te kwetsen is beslist geen spelletje. Je kunt je eenvoudigweg hiervan afwenden met de gedachte ‘schelden doet geen zeer’, maar wie hou je dan voor de gek? Woorden doen ertoe, denk maar eens aan kwaadsprekerij of pesten. Met het gebruiken van woorden bedoel je iets, laten we zeggen een constatering, een toegeven, een veronderstelling of een waarschuwing.

Je kunt ook iets doen met het gebruik van taal: een taaldaad.  Bijvoorbeeld: ‘Ik beloof je…’. Dan verander je iemands werkelijkheid, je schept verwachtingen. Of je roept: ‘Pas op!’, dan wordt voor de aangesprokene de werkelijkheid ineens niet zo veilig meer. Er verandert iets.

Het gaat nog veel verder: als je bijvoorbeeld zegt: ‘Het tocht hier’, of ‘Er loopt weer een vreemde hond in de tuin’. Dan zet je aan tot iets. Je stuurt aan op het sluiten van de deur in verband met de tocht en in het tweede geval de hond weg te jagen.

Er zijn bijzondere woorden die ook juridisch relevant zijn. Bijvoorbeeld: de voorzitter zegt ‘Ik open de vergadering’ en later ‘ik sluit de vergadering’. Alles wat tussen deze taaldaden door de betrokkenen besloten wordt, komt in de notulen en heeft juridisch betekenis. Tenminste als de context juist is: als iemand in een volle streekbus roept: ‘ik open de vergadering’, zal niemand hem serieus nemen. Dat is precies het verschil tussen een taaluiting en een taaldaad oftewel taalhandeling.

Er zijn mensen die denken dat alles wat ze zeggen valt onder de vrijheid van meningsuiting. Dat is niet juist, want hiermee verwordt deze vrijheid tot egoïsme en wordt ze begrepen als rechtvaardiging of verschoning: het recht te doen en te laten wat hen goeddunkt. Deze vrijheid van meningsuiting is relationeel en is gekoppeld aan het inzicht wat gepast is en dus wat vooral niet. Kortom de juiste maat houden.

Ligt die maat dan vast of moeten we telkens weer de grenzen stellen wat gepast is en wat niet? Neen. De vrijheid van meningsuiting wordt begrensd door het strafrecht, niet door geneuzel over toonhoogte of volume.

Extremisten willen met dit soort geneuzel hun overschrijden van grenzen verbloemen.

We kunnen hierover elke 2e maandag van de maand doorpraten aan de dialoogtafel in de Seinenhof. (aanmelden@dieverindialoog.nl)

Jan H. Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.