Sinds 1 januari 1901 is er leerplicht in Nederland. Deze wet was in eerste instantie voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Na een eerste uitbreiding in 1969 geldt nu sinds 1 augustus 2007 de volledige leerplicht tot 18 jaar voor jongeren die geen startkwalificatie hebben gehaald (een diploma op minimaal mbo-niveau 2 of minimaal havo of vwo). Maar het gaat verder, ook volwassenen worden gestimuleerd te blijven leren. Dat is volgens de overheid nodig om volwaardig te kunnen blijven deelnemen aan de maatschappij. En ook om aan het werk te blijven op de snel veranderende arbeidsmarkt. De Rijksoverheid werkt hierbij samen met werkgevers, scholen, provincies, gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden. Vanaf 8 juni 2017 is het voor iedereen tot 55 jaar mogelijk om zich met het levenlanglerenkrediet te blijven ontwikkelen. Met ingang van studiejaar 2017 – 2018 kan iedereen tot 55 jaar die geen recht meer heeft op studiefinanciering geld lenen om collegegeld of lesgeld te betalen: het levenlanglerenkrediet. Zij kunnen dan tegen gunstige voorwaarden hun les- of collegegeld lenen als zij een opleiding in het mbo of het hoger onderwijs volgen.

Het is niet alleen de arbeidsmarkt die verandert, de gehele maatschappij verandert. De Rijksoverheid gaat meer decentraal werken zodat verschillende taken nu bij de lokale overheid terecht zijn gekomen. Dat is die zo veel besproken transitie. De gemeenten hebben op veel terreinen andere taken en bevoegdheden erbij gekregen. Zij moeten daarom anders worden ingericht: de transformatie. Maar het is niet alleen de Rijksoverheid die taken bij de gemeente onderbrengt, ook de provincie legt uitvoeringstaken bij de gemeente neer.

Zoals bijvoorbeeld de uitvoering van het VN-verdrag inzake de rechten van de mens met een handicap. Dit verdrag is een belangrijke erkenning van de gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en waardigheid van mensen met een beperking of chronische ziekte. Er wordt in dit kader gesproken van een inclusieve samenleving. Iedereen doet mee, dat is het motto van vandaag. En dat doen wij als gemeente zo gek nog niet; de gemeente Westerveld is namelijk geselecteerd als één van de koplopers in de uitwerking van het VN-verdrag.

In Frederiksoord vierden we zopas het 200-jarig bestaan van de Maatschappij van Weldadigheid. Een feest met een seminar over de verzorgingsstaat. Mariëtte Hamer (SER) hield ons voor dat we iedereen nodig hebben; we kunnen niet zonder elkaar. Het is niet voor niets dat er sprake is van Unesco erfgoed, want het model van Johannes van den Bosch is het prototype van de verzorgingsstaat die inmiddels gemeengoed is geworden. In tegenstelling tot de primitieve, enge, ruige vorm die het Amerikaanse liberalisme kenmerkt, is hier een milde vorm van liberalisme ontstaan waar je zelf verantwoordelijk bent voor je bestaan, maar als het je niet lukt dan krijg je hulp. Zo ontstond hier één van de beste verzorgingsstaten ter wereld, aldus prof. Herman Pleij op het seminar in Frederiksoord.

Het wordt vandaag de dag zichtbaar dat de verzorgingsstaat onder druk staat. De verwoestende storm van ongebreidelde marktwerking en de kilte van onverzadigbaar winstbejag is door de kieren van onze maatschappij naar binnen gekropen. Dat is een maatschappelijke ontwikkeling waar we schijnbaar machteloos in meegezogen worden en met lede ogen moeten aanzien dat idealen onbetaalbaar worden of simpelweg door de grote marktpartijen als dagdromerij (nonsens) afgedaan worden.

Het was niet alleen de visie van Johannes van den Bosch die de Maatschappij van Weldadigheid tot leven bracht, er was ook doorzettingsmacht voor nodig, de overheid als partner. Zijn visie was werk koppelen aan (verplichte) scholing, omscholing en bijscholing, zodat iedereen mee kon doen. Nog steeds is levenslang leren nodig, zodat je erbij kunt blijven, anders bezwijkt onze verzorgingsstaat door onwetendheid.

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.