Zolang mensen samen leven is er religie, in welke vorm dan ook. Religie kent vele verschijningvormen en lange tijd was religie zo sterk met godsdienst verbonden dat er in het alledaags spraakgebruik geen onderscheid was. In oude tijden (ca 400) waren het Lactantius en Augustinus die de verbinding met godsdienst maakten door religie af te leiden van re-ligare (opnieuw verbinden) of re-eligere (opnieuw verkiezen) en dit met name toe te schrijven aan God, maar ja, daar waren het ook kerkvaders voor. Lange tijd was de kerk weliswaar belangrijk voor samenhang in de samenleving, maar op z’n zachtst gezegd is de zaak toch wel wat aan het schuiven door voortschrijdend inzicht van wetenschap en techniek.

Emile Durkheim heeft begin 1900 dat verloren onderscheid weer te voorschijn gehaald door in de religie onderscheid te maken tussen godsdienst en samenleving. En zodoende een begin gemaakt met sociologie als vak.  In onze cultuur is het christendom als verschijningsvorm van religie (nog) dominant, weliswaar verscheurd en versplinterd door zekerheden, opvattingen en machtspelletjes, maar toch dominant. Alleen al het bestaan van de vrije zondag is hier een uiting van, maar dat is zo alledaags, dat we het als zodanig niet meer zien. Pas als die vrije zondag ter discussie komt, dan is die zondag ineens voor iedereen weer heilig, want waarom geen vrije vrijdag, dat bekt toch ook wel lekker? Daar heeft dan een andere vorm van religie weer baat bij, want die kent het vrijdagavondgebed. En de vrije zaterdag, want dan wordt door weer anderen sabbat gehouden. En woensdag? O, ja, dan moeten we ’s avonds voetballen kijken, de Tour, de verrichtingen op Roland Garros of de one-hundred-and-eighty score bijhouden. Of is dat op donderdag? Zo is elke dag wel voor iemand heilig, zelfs de maandag, want dat is wasdag. En wat voor iemand heilig is, daar mag je niet zomaar aankomen, zelfs niet lollig over doen zonder enig risico te nemen. Ik ben nu dus uiterst serieus bezig.

Religie wordt pas werkelijk een probleem als het als taboe óf als gebod gesteld wordt, dan wordt religie ook elitair en komt buiten de werkelijkheid van alledag te staan en verliest het zijn verbindende functie. Als religie op deze wijze absoluut gemaakt wordt en al het andere minder waard(ig) geacht wordt, en nog erger, de ander minderwaardig wordt, dan raken we echt van het padje. Dan raken we ook de alledaagsheid kwijt, waarin al die verschillen niet langer uitvergroot worden maar in de praktijk van alledag wegvallen, overleefd, zogezegd.

In die beleefde, doorleefde alledaagsheid, waar we belangstelling voor elkaar hebben en elkaar zien, waar in een gemeend “Hoe gaat het met je?”, de werkelijke waarde van religie ligt; interesse zogezegd. (voor wie het opzoeken wil: inter-esse of tussen-zijn.).

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.