Als je naar een mening gevraagd wordt in een bepaalde kwestie lijkt het gemakkelijker de vraag te stellen dan te antwoorden. Tenzij je al die mening had, want dat is dan scoren in een leeg doel; altijd raak, applaus en gejuich. Dat je daarmee anderen die nog niet over de zaak in kwestie nagedacht hadden en zich nog geen mening hadden gevormd hiermee buitenspel zet of buiten het spel houdt, ga je ongewild gemakkelijk aan voorbij. En degenen die zo buiten het spel gehouden worden krijgen dan het gevoel: ‘Zie je wel, het is al lang beslist, wat wij zeggen doet er niet meer toe’, en de volgende keer blijven ze thuis.

Maar, ja, wat moet je dan als bestuur van een vereniging, als gemeentebestuur of sportclub. Je streeft naar openheid, naar samen beslissen, naar betrokkenheid en telkens als je de gelegenheid geeft tot inspraak of uitnodigt tot meedenken, is de opkomst op z’n zachtst gezegd, magertjes. Laten we het positief bekijken en er van uitgaan dat de openheid geen verborgen agenda is om reeds genomen besluiten er door te drukken, maar dat het echt de intentie is om in openheid met elkaar over de kwestie te spreken en zo samen naar de toekomst te kijken. De gevleugelde term is dan: ‘we moeten het bespreekbaar maken’. Er worden wat vragen op een A4tje gezet en groepjes buigen zich over de vragen, even nog samen naar de opmerkingen kijken en klaar is Kees. Bedankt voor uw aanwezigheid en een fijne avond verder; reikhalzend wordt er al naar de bar geloenst.

Dat is nu precies wat er telkens fout gaat op inspraak-avonden. Je kunt niet eenvoudigweg met een collectebus rondgaan en meningen ophalen of in een avondje een visie maken. Telkens gaat het over iets in de toekomst, over een pad en de richting van ontwikkelingen. Het kardinale punt is dat als het over de toekomst gaat er niemand een glazen bol heeft. Daarom is hier vragen naar een mening onzin en zet je de ander voor een onmogelijke opgave. Want de mening is de (gestolde) uitkomst van een proces, een tijdrovend proces, een proces dat meningsvorming heet. Dat proces begint met vragen. Omdat het over de toekomst gaat, weten we dan hoe dat er uit gaat zien en kunnen we er dan vragen over stellen? Als je daar over nadenkt weet je dus dat je dat niet weet. Is die openheid daarom flauwekul?

De zinloze vragen (waarom zijn de bananen krom) zijn geen echte vragen omdat zo’n vraag geen richtingsgevoel oproept; geen richting (perspectief, zin) biedt en het dus een flauwekul vraag is. Verder zijn er natuurlijk nog de strikvraag, de testvraag (proefwerk, examen), de retorische vraag (de bevraagde ontbreekt), de leidende vraag (de bevraagde wordt in een richting gedrukt), de kromme vraag (schijnvraag, omdat hier met de vraag een richting wordt ingeslagen waar geen antwoord mogelijk is). De kromme vraag is geen verkeerde (foute) vraag, maar dat is een vraag die een andere vraag verhult en terwijl die vraag niet gesteld wordt. Evenals bij beweringen die niet helemaal juist zijn en ook niet onjuist, noemen we dat krom.

Voorzover een vraag openheid creëert, omvat ze altijd beide aspecten van het oordeel, zowel het ja als het nee, het ‘zus’ en het ‘zo’. Dat is dus in essentie de relatie tussen vragen en weten. Argumenten vóór en tégen worden gewogen en deze beslissing ten aanzien van de vraag is de weg naar het weten. Uiteindelijk kan dit besluit leiden tot een mening of overtuiging (doxa), danwel gestolde kennis in de vorm van een uitspraak of wet (dogma).

In onze tijd, de maatschappij waarin we leven, is helaas geen plaats meer voor de laatste categorie vragen: de Trage Vragen. Met Trage Vragen (Harry Kunneman) laten we zien wat we niet weten, vragen waar we nog geen oplossingsrichting (zin) aan mee kunnen geven. Hier toont de vragensteller maximale openheid en durft zich kwetsbaar op te stellen. Even vertragen van de efficiëntie, planbare resultaten en technologische roetsjbaan die de tijd met zo veel mogelijk belevenissen wil vullen. Het gaat dan om vragen rond armoede, ziekte en onrecht, daar waar we de greep op het vooruitgangsdenken verliezen.

De ergste manier om zo’n Trage Vraag te beantwoorden is ‘Dat lossen we wel (even) op’. Niet oplossingen zoeken maar de vraag stellen is de kern, het hart van het werk; dat schept openheid.

Jan Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.