Naoberschap speelde altijd al een belangrijke rol in het sociale leven op het platteland. Het was de burenhulp met twee kanten: het vragen van hulp en het aanbieden van hulp. Als er bijvoorbeeld een huwelijk moest worden aangezegd waren daar onder de naobers snel vrijwilligers voor gevonden. Dit ‘aanzeggen’ was een taak van de naobers die hoorde bij het voorbereiden en regelen van de bruiloft. Zo gingen de buren de buurt rond om iedereen uit te nodigen op het voorgenomen huwelijksfeest. Vooral de oudere buurjongens vonden dit een prachtig karweitje, want bij elke invitatie kregen ze als aanzegger een borreltje aangeboden. Er zijn vele dikke verhalen bewaard gebleven over aanzeggers die de namen van het aanstaand bruispaar of de datum van de bruiloft niet meer wisten te vermelden, na veelvuldig te hebben ‘aangezegd’.

In elke buurt en elk dorp zijn er bankjes waar de oudere mannen elkaar deze (aangedikte) verhalen doorvertelden. Omdat de historische feitelijkheden nogal vrij geïnterpreteerd werden en men van het waarheidsgehalte geen hoge pet ophad, werden deze bankjes dan ook wel ‘leugenbankjes’ genoemd.

Deze wollige anekdote komt uit het boek ‘Het vergeten landleven’ dat op tafel lag in het nieuwe nostalgische winkeltje d’olde Wiba van Hilje de Geus. Deze winkel aan de Hoofdstraat ligt trouwens vol met wol en wol-producten. In het midden staat een grote tafel waar je zomaar kunt aanschuiven voor de gezelligheid of voor advies over het gebruik en toepassing van wol.

Of voor het vertellen van dikke (aangedikte) verhalen en het zijn vandaag de dag niet alleen de oude mannen die elkaar hun verhalen delen. Vele verhalen gaan over vroeger, de tijd van weet je nog wel. Dat noemen we dan nostalgie. Dat lijkt leuk, maar weet je wel waar dat woord ‘nostalgie’ vandaan komt? De meeste mensen denken dat het weer zo’n woord is dat stamt van de Romeinen en dus uit het Latijn. Maar niets is minder waar: het is een neologisme, een verzonnen woord van ver na de romeinse tijd. Nostalgie wordt gezien als het verlangen naar het (persoonlijke) verleden.

Hoe zit dat dan precies met die nostalgie?

Laten we even teruggaan naar de Zwitserse stad Bern, op een zekere dag in 1592. Een arts komt er achter dat veel van zijn patiënten eigenlijk niet uit dit bergachtige plaatsje weg durven. Iedereen die dit namelijk doet, krijgt een verschrikkelijk verlangen om weer terug te komen. Een kleine honderd jaar later, vond de Zwitserse arts Johannes Hofer  dat dit verschijnsel wel heel vaak voorkomt. Hij besluit dat het écht een aandoening moet zijn, en geeft het in zijn proefschrift een wetenschappelijke naam: nostalgia.

Een neologisme dat weliswaar Latijns aandoet, maar het is een soort potjeslatijn dat deze wetenschappers zonder toestemming van de Romeinen helemaal zelf bedacht hebben. Om het nog verwarrender te maken, is het opgebouwd uit twee Griekse woorden: nóstos ‘terugkeer’ en álgos ‘pijn’. De Fransen namen dit vervolgens over als nostalgie en na een ongezellig onderonsje met Napoleon belandde het woord tenslotte ook in onze taal.

Het gaat net zo met de gewoonten van vandaag die de tradities van morgen zijn, net zo worden er vandaag op bankjes dikke verhalen verteld die de nostalgische leugens van morgen kunnen worden.

Zo behouden leugenbankjes hun eeuwigheidswaarde.

Jan H. Fondse

 

Open in print-vriendelijk formaat.