Wat is de waarde van liturgie nog in deze seculiere tijd, waarin we met vele anderen van ons geloof zijn gesukkeld? Heeft de liturgie hoe dan ook wel iets te maken met onze samenleving of met onze democratie? En hoe dan? Waar begin je dan?

Laten we eens bij de dag van vandaag beginnen en dan steeds verder in de tijd teruggaand, zien waar we bij uitkomen.

Menigeen kent de kerkelijke liturgie slechts als het blaadje of boekje met daarin de volgorde van de verschillende psalmen, gezangen, gebeden, lezingen en de preek in een zondagse kerkdienst of een doop-, trouw- of rouwdienst. Men noemt de liturgie daarom ook wel de orde van dienst. Maar liturgie is meer: het gaat ook om geuren, kleuren, ritueel, ruimte. Over hoe je je tot elkaar verhoudt. Over wie er spreekt, op welke toonhoogte, al dan niet vanaf een verhoging. Wat zie je, wat raakt je, wie raakt je aan, voel je je vrij om je laten raken? Welke afbeeldingen zie je om je heen? Welke muziek hoor je?

Omdat deze vragen ertoe doen is Liturgiek een verplicht vak in de opleiding van niet alleen pastores en priesters, maar ook van kerkmusici zoals cantors, organisten en componisten. In opdracht van het Tweede Vaticaans Concilie (1962) zijn de zondagse lezingen voor de eredienst uitgekozen en opgenomen in het zogenaamde Lectionarium.

Ten behoeve van protestante predikanten en kerkmusici is de liturgie voor de eredienst in driejarige cycli vastgelegd in het zogenaamde Hervormde Dienstboek van 1955, met daarin ook de liturgie voor de sacramenten.

De betekenis van het vaststellen van Liturgische vormen en gebruiken was dat componisten een samenhangend geheel van een kerkdienst of mis konden componeren. Zo heeft Bach een kleine 300 cantates gecomponeerd, voor elke zondag één en voor de feestdagen complete werken zoals de Mattheus Passion. Daarnaast componeerde hij ook de Hohe Messe dat geen verhaal vertelt maar een aantal Latijnse teksten uit de Rooms-Katholieke eredienst: van het Kyrie tot aan het Agnus Dei.

In dit verband merk ik op dat Bach, evenals andere componisten, in dienst was van verschillende mecenassen, zoals keurvorsten en notabelen. Later hierover meer.

In de Middeleeuwen stonden in het Westen lange tijd verschillende tradities naast elkaar. Zo waren er Gallische, Keltische, Milanese en Romeinse typen van liturgie. Pas het kerkelijk concilie van Trente (1560) bracht in liturgisch opzicht een grotere eenheid. Vanaf de 13e eeuw worden vanuit Rome richtlijnen gegeven voor het gebruik van liturgische kleuren. Hierdoor ontstond een uniform gebruik van de liturgische kleuren want sinds de 12e eeuw waren de belangrijkste kleuren voor liturgisch gebruik wit, rood, groen en zwart.

De gebruikte teksten in de liturgie zijn echter grotendeels veel ouder, ze zijn dan ook nagenoeg gelijk aan die tijdens het pausschap van Gregorius de Grote uit de zesde eeuw (590-604). Tot aan de 4e eeuw was wit de enige liturgische kleur. Dit gebruik loopt door tot de dag van vandaag: denk bijvoorbeeld aan de witte doopgewaden en trouwjurken.

De term ‘Mecenas’ komt van de Romeinse staatman, diplomaat en kunstbeschermer Gaius Cilnius Maecenas (70 v.Chr). Met zijn gulheid muntte hij het begrip mecenas: iemand die belangeloos kunstenaars of wetenschappers van financiële middelen voorziet, zodat deze zich zorgeloos op hun scheppend werk konden richten.

Gaan we een heel stuk verder terug naar het antieke Griekenland (400 v.Chr).  Dan zien we dat daar ‘Liturgie’ een alledaags begrip was voor elke rechtstreekse dienstverlening van de Griekse burger aan de Staat, toen nog de stadstaat. Liturgie is afgeleid van het Oudgriekse woord ‘leitourgia’, dat volksdienst betekent en samengesteld uit twee delen ‘leitos‘ (dat wat het volk aangaat) en ‘ergon‘ (daad, werk). In de Griekse stadstaten werd dit woord gebruikt voor een publiek goed dat een rijke burger uit eigen middelen financierde als eredienst, ofwel vrijwillig of omdat het door de wet werd verplicht. Voorbeelden hiervan waren het bekostigen van zangers bij een opvoering en het uitrusten van een oorlogsschip. Zo beschreven liturgieën de zogenaamde ‘Erediensten’. In Athene wees de stadsraad liturgieën toe aan de rijken en er was ook een wet waarmee een man, die een liturgie opgedragen kreeg terwijl een nog rijkere man nog geen liturgie had vervuld, de eerste hem mocht uitdagen om ofwel de liturgie uit te voeren of goederen met hem uit te wisselen.

Keren we nu terug naar onze moderne democratie met de vraag of we nu nog elementen van deze liturgie en erediensten zien. Op welke manier wordt de band tussen burgers versterkt in onze democratie? Democratie is nu het (vanzelfsprekende) model van onze samenleving geworden, maar hoe wordt dat verdedigd? Of eigenlijk is het meer de vraag hoe wordt onze democratische cultuur onderhouden? Heeft onze democratie wel behoefte aan liturgische uitingen zoals de Griekse opvatting van democratie laat zien? Hoe zijn ongelijkheid en democratie met elkaar te verenigen?

Thomas Piketty en anderen pleiten voor radicale aanpassing van ons belastingstelsel om zo de toenemende vermogensverschillen af te laten nemen. Deze pleidooien lijken kansloos, gezien het vernuft waarmee bezittende top steeds weer belasting weet te ontwijken. De voordelen van het stelsel van de Griekse opvatting van Liturgie zijn duidelijk: de aangeslagen zien hun geld niet in een bodemloze schatkist verdwijnen. Zij hebben dan immers zelf de besteding in handen en kunnen zo de ambtenarij voor schut zetten door overheidstaken efficiënter uit te voeren. Ieder wint er net als zijn antieke voorganger sociaal aanzien door. Hij incasseert massaal applaus voor zijn muziekfestival of sporttoernooi en de basisschool heeft dankzij zijn eredienst eindelijk de lokalen gerenoveerd.

De mogelijkheden voor de ‘leitourgia’ in onze moderne maatschappij zijn legio. Zo’n dienstbelasting kan de ongelijkheid van bezit dienstbaar maken aan de democratie. Maar het hoeft natuurlijk niet allemaal van bovenaf opgelegd te worden. Neem bijvoorbeeld de serviceclubs zoals de Rotary Club, Lions, of Ladies Circle die het moderne mecenaat mede vormgeven.

Maar het kan ook als vrijwilligerswerk ingevuld worden. In ons dorp zien we dat bij voorbeeld gebeuren door leden van Dorpskracht die klussen aanpakken of de vele vrijwilligers die de Shakespeare voorstellingen mogelijk maken. En natuurlijk al die vrijwilligers die… nou vul zelf maar in.

Als we onze democratische cultuur willen behouden, moeten we deze ook samen onderhouden. Het gaat hierbij om geuren, kleuren, ritueel en ruimte. Over hoe je je tot elkaar verhoudt. Over wie er spreekt, op welke toonhoogte, al dan niet vanaf een verhoging. Wat zie je, wat raakt je, wie raakt je aan, voel je je vrij om je laten raken? Welke afbeeldingen zie je om je heen? Welke muziek hoor je?

Kortom: ook weer Liturgische vormen.

Een betrouwbare overheid is een onmisbare partner van de huidige mecenassen. Het ligt vast in een sociaal contract waarin ook burgers hun verantwoordelijkheid nemen. Het impliceert niet alleen betrokkenheid van private partijen maar ook van met burgergeld opererende overheden. Betrokkenheid (toestaan) is hier het sleutelwoord. En dan niet alleen de betrokkenheid van de burger bij de overheid, bij de politiek, maar ook andersom.

Is de overheid nog wel betrokken op de burger?

Nou, daar kunnen we binnenkort over stemmen.

We kunnen hierover elke 2e maandag van de maand doorpraten aan de dialoogtafel bij de Noorderboog in de Seinenhof. (aanmelden@dieverindialoog.nl)

Jan H. Fondse

Open in print-vriendelijk formaat.