We noemen zaken gemakkelijk complex, of gecompliceerd, als we deze zaken niet direct kunnen overzien of snappen. Toch is het duidelijk of zelfs welbegrepen zicht op een zaak niet voldoende om van complexiteit te spreken. Zonder te weten waarom, spreken we bijvoorbeeld van complexe zorg of van complexe wetgeving. Als je dan vraagt wat er mee bedoeld wordt, dan krijg je op z’n best als antwoord dat het veel te gecompliceerd is om uit te leggen omdat het niet voor niets complex genoemd wordt. Ja, ja. Dat schiet niet echt op.

Ooit stelde ik aan een groep de vraag: “Wat is er complexer een autosloperij of een Boeing 747”. Het ligt voor de hand om de autosloperij te kiezen, want moet je eens kijken: bijna een hectare met onderdelen, geen mens kan daar enige orde in ontdekken. Voor de toevallige bezoeker lijkt het zelfs chaotisch, maar vraag de beheerder naar een tweedehands motor voor een Volkswagen type zus en zo, en je maakt een kans. Dan wordt die zo losgeschroefd en geleverd.

Maar laten we eens een gedachte-experiment uitvoeren: deel een autosloperij in tweeën. Dan heb je twee kleinere autosloperijen. Deel een Boeing 747 in tweeën dan heb je twee hopen schroot en de Boeing is verleden tijd. Kennelijk is een autosloperij niet complex maar uitgebreid. De Boeing is complex want dat is een geheel, een samenhangend geheel. Daar kun je niet zomaar even een onderdeel van verkopen, want alleen het geheel, de totaliteit, kan in onderlinge samenhang functioneren.

De stap naar complexe zorg of wetgeving is niet zo moeilijk te maken; als de samenhang verbroken wordt, dan functioneert het niet meer.

Filosofie is de uiterst wonderlijke denkvorm die zich bezighoudt met complexiteit als samenhang in het totaal. Daarbij is doel niet gelegen in het bereiken van totaliteit, maar in het omarmen van complexiteit. Het afwijzen of ontkennen van complexiteit lost niets op. In tegendeel. Slechts door het aanvaarden van complexiteit als totaal en het onderkennen van samenhang, kan complexiteit begrepen worden.

In Trouw stond onlangs een interview met Ingrid Becks, directeur van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deze onderneming uit Ede staat bij de kamer van koophandel ingeschreven. Dit bedrijf is de door het ministerie van landbouw aangewezen instantie, die besluiten neemt of middelen zoals glyfosaat in Nederland gebruikt mogen worden. “Echter, wij zijn gericht op de aanvragen van de industrie, die kiest welke middelen ze in Nederland op de markt wil brengen”, aldus deze directeur, “Wij beoordelen een middel op alle toepassingen waarvoor het wordt aangevraagd, per teelt en dosering.”

Hoewel zij in hetzelfde interview concludeert dat het vraagstuk complex is, laat zij het overgrote deel van de complexiteit weg. “Want wij (?) als samenleving, vragen aan telers die vanggewassen in te zaaien om stikstof en nitraten af te vangen. Ze moeten er ook weer vanaf, want ze telen een vanggewas niet om te oogsten, het is uiteindelijk ongewenst, dus onkruid. En daar zijn middelen met glyfosaat voor toegelaten, dus die mag je daarvoor gebruiken. Of het ook op een andere manier kan, daar gaan wij niet over.”

Het is bedenkelijk dat in de afweging voorbij gegaan wordt aan de huidige bedrijfsvoering van telers met de simpele woorden: ”(…) daar gaan wij niet over (…)”. Door zich van deze complexiteit af te wenden of zelfs te ontkennen fungeert het Ctgb nu als een splijtzwam die zelf de samenleving vergiftigt.

Hoogleraar risicobeoordeling Ad Ragas (Radboud Universiteit) noemt, na inzage van enige stukken, de handelswijze van het Ctgb “onacceptabel”. “Ik vind het een vorm van manipulatie”, zegt Ragas. “Omdat er informatie weggelaten wordt die relevant is om inzicht te krijgen in de kwaliteit van het advies van het Ctgb”.

Al met al is een kaartenhuis ontstaan waar niet zonder schade delen uitgehaald kunnen worden.

Doorpraten? Zie agenda.  aanmelden@dieverindialoog.nl

Jan H. Fondse

 

Open in print-vriendelijk formaat.