Het planbureau voorspelt dat het inkomen in 2024 stijgt als gevolg van de stijgende lonen. Door de krappe arbeidsmarkt gaan de salarissen volgend jaar waarschijnlijk harder omhoog dan in de jaren ervoor. Toch gaat dit jaar de doorsnee Nederlander er nog in koopkracht op achteruit, een gevolg van de hoge inflatie en oplopende rente. Het is zorgelijk dat in de krant een kop verschijnt ‘We gaan richting één miljoen mensen in armoede in Nederland’.

Over armoede en eigenwaarde.

Is dit het land waarin we leven? Een land waarin een miljoen mensen in een voortdurende, diepe bestaansonzekerheid leven, met een overdaad aan regelingen, toeslagen en wantrouwen? Een land waarin we weten dat er buurten zijn waar mensen eerder komen te overlijden als gevolg van armoede? Wie dan roept ‘Dan gaan ze maar eens werken voor hun geld!’, die hebben de armoedeval niet begrepen: het probleem is dat gaan werken voor bijstandsgerechtigden nauwelijks koopkracht oplevert, maar wel een heleboel administratief gedonder. Want wie in de schijnrechtvaardigheid van de complexe regelingen van de overheid, zoals de bijzondere bijstand, verstrikt raakt is nog lang niet jarig. Bij de lokale overheid vind je geen gehoor, daarvoor moet je naar Zwolle en daar blijft het bij een gesprek aan de balie. En de bank, ja, die is ook uit de dorpen verdwenen. Je leest alleen in de krant nog hoeveel miljard winst ze mochten bijschrijven; bij de klant schrijven ze alleen maar af.

En toch zijn juist de overheid en de banken de instanties die een financiële zorgplicht hebben. Als je ook door hen in de steek wordt gelaten, dan kun je ook niet meer als volwaardig burger deelnemen aan de samenleving, alle participatie wetten ten spijt. Dan dreigt het schrikbeeld van verpaupering.

Hoewel armoede en verpaupering wel iets met elkaar te maken hebben, is verpaupering iets heel anders. Mensen die in armoede leven kunnen in innerlijke, geestelijke zin hun waardigheid behouden. Bij verpaupering gaan sociaal gedrag tezamen met mentaal en geestelijk welbevinden verloren. Dit raakt niet alleen de getroffenen zelf, maar ook de samenleving. Als één miljoen mensen in armoede geraken dreigt een terugval, een verval dat haaks staat op de emancipatie van de afgelopen eeuwen. Dat is zorgelijk, omdat het burgerschap toch al onder druk staat.

Terugkomend op de zorgplicht van de overheid, kan de overheid ook doorschieten, zodat een al te zorgzame overheid gaat betuttelen. Weliswaar uit welgemeende motieven zoals solidariteit en naastenliefde, maar toch een knellend gevoel geeft. Dat kan dan weer leiden tot lethargie. Het gaat ook hier om het juiste midden.

Een andere vorm van verpaupering toont zich in de afnemende wellevendheid, oftewel fatsoen. Dat uit zich met name in de openbare ruimte. Verkeersborden voor éénrichtingsverkeer, het kan ze geen reet schelen; op de stoep parkeren, wat boeit dat? Een blauwe lijn op de stoep, hoezo? Maar ook je hand uitsteken als je de hoek om gaat of het afval in de prullenbak en niet er naast, hoort daar bij.

Bij de introductie van de laatste opknapbeurt van Diever hebben wij ons als bewoners sceptisch opgesteld inzake de wegversmalling en het éénrichting verkeer. Toen is ons uitdrukkelijk door de gemeente toegezegd dat er zowel voor het éénrichting rijden, het parkeren en de snelheid strak gehandhaafd zou worden. Daarenboven zou er voor parkeervergunningen gezorgd worden voor aanwonenden die niet op eigen terrein kunnen parkeren. We wachten nog steeds.

De enige handhaving waarvan we onlangs gehoord hebben was een bekeuring voor het fietsen zonder licht bij de uitgang van het Shakespeare theater. En dat terwijl het massaal op de stoep (met draaiende motor) parkeren voor het ophalen van de schoolkinderen of winkelen gedoogd wordt. Zo zie je maar dat verpaupering ook gezien kan worden als een maat is voor het wederkerig functioneren van overheid en inwoners. En dit betreft niet alleen de ambtenaren die uitvoering moeten geven aan sociaal beleid.

Gelukkig mogen we binnenkort weer naar de stembus. Maar of dat uitmaakt in de industriële benadering van kansarmen in onze samenleving weet ik niet. Is er dan niemand die snapt dat het om mensen gaat, mensen die ook waardevol zouden kunnen participeren? Ook de mensen die te oud zijn, de taal slecht spreken of niet durven omdat ze zich schamen voor een (schulden-)last die hen overkomen is.

Jan H. Fondse

 

 

 

Open in print-vriendelijk formaat.