Over tussenruimten(2)

by Jan H. Fondse | 25/11/2018 09:44

(vervolg) De tussenruimte, die niet helemaal publiek is en ook niet helemaal privaat, is de ruimte die we elkaar gunnen. Weliswaar zijn er regels voor, maar dan te vergelijken met de voorrangsregel in het verkeer. Rechts heeft voorrang, maar als je dat recht blind uitoefent, heb je grote kans op ongelukken. Je moet voorrang verlenen aan verkeer van rechts, op een voorrangsweg of met een blauw zwaailicht.

Maar met de tussenruimte is toch wel iets bijzonders aan de hand. De enige plek waar je een vaste tussenruimte krijgt toegewezen is aan het begin van de Groningerweg. In alle andere gevallen bepaal je die ruimte in overleg met anderen. Een tussenruimte is niet alleen de ruimte tussen twee personen maar is ook de ontmoetingsruimte en tegelijkertijd de veilige afstand om ongelukken te voorkomen.

Nu de vogeltrek weer op gang gekomen is zie je hele zwermen vogels zich verzamelen om samen de reis te maken. Vooral spreeuwen zie je dicht op elkaar vliegen om zo tegelijkertijd aan elkaar veiligheid te ontlenen en te bieden. Als groep zie je er groot en onkwetsbaar uit en dat biedt tegen grote roofvogels bescherming en in de groep sta je er niet alleen voor, je kunt ergens veilig overnachten. Deze veiligheid wordt bereikt door de compactheid van de zwerm en de kunst van de tussenruimte te bewaren. Een spreeuw houdt daartoe zes andere spreeuwen nauwlettend in de gaten: links en rechts, voor en achter, onder en boven. Het is geen starre formatie, maar doordat elke spreeuw oplet wordt de tussenruimte niet zo groot dat het contact verloren gaat en niet zo klein dat er ongelukken gebeuren. Het is altijd weer een fascinerend gezicht om zo’n vlucht vogels te volgen.

Veel kleine kinderen ervaren de tussenruimte als een veilige ruimte en ze mogen deze ruimte gebruiken om al spelend te experimenteren en te leren. Voorzichtig proberen ze deze ruimte op te rekken en dat kan veilig want bij dreiging kan deze ruimte zo ook weer verkleind worden, desnoods tot het fysieke contact en het optillen door een van de ouders of de knuffel en een zoen na het oplopen van een blauwe plek.

In een van haar boeken staat Hannah Arendt er bij stil dat er naast het sociaal contract waarmee Rousseau het gezag van de overheid als legitiem omschreef, een veel oudere vorm van het sociaal contract bestond waarin de verhouding tussen mensen overeengekomen werd. Dit laatste (onderlinge) contract waarbij mensen zich met elkaar verbinden om een maatschappij te vormen is gebaseerd op wederkerigheid en veronderstelt gelijkheid. De feitelijke inhoud van dit contract bestaat uit een toezegging en het resultaat is een maatschappij in de oude Romeinse betekenis van ‘societas’, wat alliantie betekent.

De vroege kolonisten stonden er nog voor het inschepen duidelijk bij stil dat ‘dit hele avontuur gedijt op het gedeelde vertrouwen dat we wat dit betreft in elkaars saamhorigheid en standvastigheid hebben, zodat niemand van ons het gewaagd zou hebben zonder vertrouwen in de rest’.

Nauw hiermee verbonden is de gedachte (en de hoop) dat de aarde niet door de mens bewoond wordt, maar door mensen en dat die mensen een onderlinge wereld, een samenleving vormen.

Vandaag lijkt er een nieuw probleem op te duiken door de bezetting van de sociale ruimte in het digitale tijdperk van de schier onbegrensde mogelijkheden van de sociale media. Mensen ergeren zich aan het luide telefoneren in de trein, in het restaurant of in het bos. Dit betekent dat vreemden ongevraagd inbreken de in de lege ruimte die daardoor geen tussenruimte meer is. Ik vraag me werkelijk af of deze bellers op dat moment wel deel uitmaken van onze gedeelde samenleving. Datzelfde geldt voor al die mensen, onbereikbaar voor anderen, met hun beide duimen op hun mobiel in de weer zijn. Hebben we nog wel oog voor elkaar, zien we wel waar we mee bezig zijn?

De grote vraag is: ‘Waar mogen wij elkaar nog op aanspreken? Of leven we gewoon maar wat langs elkaar heen?’

Jan Fondse

Source URL: https://www.dieverindialoog.nl/over-tussenruimten2/