Over ressentiment

by Jan H. Fondse | 07/05/2018 16:01

Als iemand leeft in een alomvattend onbehagen en een afkeer van deze wereld, kunnen we spreken van ressentiment. Sommigen zetten het wat zwaarder aan en spreken bij ressentiment van wrok of rancune. Zo is er een breed scala van betekenissen oplopend van onbehagen en jalousie tot aan vijandigheid en regelrechte haat. En altijd gaat het over slachtofferschap of in elk geval het gevoel van slachtoffer te zijn of de angst slachtoffer te worden. En het doet er eigenlijk weinig toe of men zich achtergesteld voelt door toedoen van andere mensen, van mensen met een ander geloof, van overheid of instituties. Het gaat er geeneens om dat men werkelijk achtergesteld is, maar om het gevoel slachtoffer te zijn. Een gevoel dat veelal stamt uit de jaren negentig toen onze democratie uitgehold werd door toenemende exorbitante zelfverrijking van een kleine elite. Het is nog steeds onbegrijpelijk en voor velen onverteerbaar dat toen die graaicultuur eindigde in een bancaire crisis, deze crisis zonder blikken of blozen met belastinggeld werd gekeerd.

Als erfenis van deze negentiger jaren bleven we zitten met de kater van een uitgeholde democratie, een cultuur van het-dikke-ik en een enorm wantrouwen jegens de overheid. Vooral de mensen die moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen of die in de schulden verzeild zijn geraakt, zijn vervreemd geraakt. Niet alleen vervreemd van de overheid, maar ook van elkaar, van de maatschappij. Zij voelen zich slachtoffer. Dit gevoel wordt versterkt door de arrogante verhouding tot de waarheid van de elite. De goedlachse econoom/minister/bankier die betrokken raakte bij het DSB-schandaal en vrolijk verder gaat als leider van de staatsbank, de eveneens goedlachse premier die zich geen memo’s kan herinneren. Zij komen er mee weg, in tegenstelling tot Henk en Ingrid die gekort worden op hun uitkering als er een vinkje op hun lijstje ontbreekt, of als er een tandenborstel teveel op hun wastafel aangetroffen wordt.

Het kenmerk van slachtofferschap is dat men de schuld projecteert, op de ander, op de maatschappij en dus ook op de overheid. De wrok die aldus ontstaat uit de combinatie van machteloosheid en het gevoel van overbodigheid is een dodelijk mengsel. Deze wrok wil zich niet stil houden, het wil gehoord worden om zo erkend te worden. Niet alleen het eigen gelijk, maar ook dat van medestanders, die makkelijk te werven zijn. Het ressentiment kent geen rust, het vindt zijn bevrediging in infectie, in het verspreiden van het eigen gif, het wil gemeengoed worden en dit het liefst op een achterbakse wijze.

Het beleeft een ziekelijk kwaadaardig genot in het meesleuren van anderen. Om het kwaad dat het slachtoffer is aangedaan te wreken, zet dit slachtoffer ook eigen kwaad in. En dit laatste vaak op verhulde wijze, stiekem, fluisterend, niet openlijk en rechtgeaard maar gemeen, met verdraaiing van feiten zodat elk verweer kansloos overschreeuwd wordt. De verzieking gaat van kwaad tot erger, tot aan het recht op een eigen politieke partij.

Iedereen heeft wel eens wat te klagen, er overkomt de mens altijd wel wat, en er wordt een ieder wel eens wat aangedaan. De verleiding is dan groot om in de cyclus van slachtofferschap, beelden en vergelding mee te gaan. Dit gevaar van infectie van het ressentiment vraagt om actie tegen verdere besmetting.

De kracht van waarheid en openheid vormt de kern van deze tegenactie. Klare taal dus en afstand nemen van onruststokers.

De prangende vragen die prof. Evelien Tonkens ons voorhoudt kunnen wellicht richting geven aan een vernieuwende heroriëntatie op het dichten van de kloof van wantrouwen.

Zullen we het daarna eens over participatie hebben?

Jan Fondse

Source URL: https://www.dieverindialoog.nl/over-ressentiment/