Over onszelf

by Jan H. Fondse | 13/03/2018 09:59

Wat is dat toch met het woordje ‘zelf’. We plakken het makkelijk overal aan: mijzelf, jezelf, haarzelf, hemzelf, etcetera. Maar we gebruiken het ook gewoon in zinnetjes als: ‘Dan zal ik het zèlf wel weer doen!’ en dat met een niet mis te verstane zucht. “En wat denk je nou zèlf ?”  Het lijkt een versterking om dat woordje zelf erachter te plakken. Meer nadruk te leggen, je duidelijker uitdrukken. Het klinkt ook wel een beetje agressief, eigenlijk wil je de ander op z’n nummer zetten, op een afstand houden.

Dat is tegelijkertijd zowel agressief, aanvallend als verdedigend en kwetsbaar. Misschien wel om beschadiging in de omgang met de ander te voorkomen in het ingewikkelde spel van geven en nemen, van het samen proberen verder te komen en niet te blijven rondcirkelen in bestaande ideeën.

De termen autopoiesis (zelfcreatie) en zelf-organisatie hebben in de biologie onder andere te maken met het feit dat, wanneer onder de juiste omstandigheden alle componenten van een biologisch systeem aanwezig zijn, dat biologisch systeem ‘vanzelf’ wordt gevormd en zichzelf in stand kan houden. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat, wanneer alle componenten van een virus in oplossing worden gebracht, er vanzelf complete en volledig functionele virusdeeltjes ontstaan. Zodat virussen zichzelf zo instant letterlijk recreëren en zichzelf in stand houden. Dit leert ons dat dit ‘zelf’ van de virussen meervoudig is. Er zijn er meer nodig om te overleven, maar niet samen, want bij virussen kan ik me niet voorstellen dat er een ‘samen’ is. Dat heb je vaker bij hogere diersoorten. Vogels in zwermen of vissen in scholen, die zo roofdieren afschrikken en met elkaar kunnen overleven.

Maar hoe zit dat dan bij onszelf? Hoe zit het met het aanwijzend voornaamwoord ‘zelf’, dat de zaak of de persoon benadrukt? Is dat de betekenis van het simpele woordje ‘zelf’? Wat bedoel je eigenlijk als je het over mijzelf hebt en waar zit dat zelf dan? Er is een tijd geweest dat men dat de ziel noemde, men sprak ook over ‘het hogere zelf’. Anderen hebben het over het ‘Ego’, maar dat gaat weer niet over zelf, maar over het ik. De zoektocht naar het zelf is lastig omdat het zelf meervoudig is. Het zelf zit niet in een individu, maar in mensen, dieren en dingen om je heen. Neem bijvoorbeeld je fiets. Niet zo’n beste meer, maar wel jouw fiets. Als die gejat wordt is het net of je een stukje van jezelf bent kwijtgeraakt. Of als je huisdier doodgaat, je was eraan gehecht en met het afscheid verdwijnt er ook een stukje van jezelf. Of een relatie die stukloopt. In al deze negativiteit wordt duidelijk dat je zelf meervoudig is en gedeeld wordt met je omgeving.

“Dat wat ik vasthield liet mij zomaar los”, is de ontroerend mooie dichtregel van Jan Eijkelboom, die in het afscheid duidelijk maakt dat ons zelf veel groter is dan onszelf en ook in meervoud gedeeld is met je dierbaren. Verlies van dierbaren is altijd een stukje van jezelf verliezen. Dan wordt die meervoudigheid van het zelf zichtbaar en voelbaar. Dat verlies van de ander is een verlies van een stukje van jezelf. Afscheid van wat je samen beleefd hebt, de ruzies en het bijleggen daarvan, de feesten en datgene wat je samen al eerder verloren hebt.

“Dat wat ik vasthield liet mij zomaar los”.

Meervoudigheid van het ‘zelf’ gaat verder. Want natuur is ook onszelf. We houden er niet alleen van, we zijn het.

Omdat wij geen woord hebben voor het meervoud van zelf, moeten we ons behelpen met omschrijvingen als ‘leven in meervoud’ of ‘de plurale samenleving’ of simpelweg ‘het poldermodel’. Tussen deze woorden en het begrip ervan zit afstand. Zeker in het westerse denken. Misschien dat in de ijle sfeer van de oosterse mystiek woorden over en het begrip van een meervoudig zelf te vinden zijn en samenvallen. Een dichter kan die afstand dichten. Bijvoorbeeld met een gedicht over ons zelf dat groter is dan onszelf omdat je dit zelf deelt met de ander.

Jan Fondse

Source URL: https://www.dieverindialoog.nl/over-onszelf/